Cscbiologie


Gedrag / ethologie

De verschillende vormen van Leren (Nectar 4V 1.5; Nectar 5H H8)

Aangeboren gedrag
Bijv. jong gaat uit zichzelf tepel van moeder zoeken om te drinken.

 Aangeleerd gedrag
  • Inprenting = Informatie vastleggen voor de rest van het leven (is ook moeilijk/niet te veranderen). Kan alleen tijdens de gevoelige periode aan het begin van het leven. Bijv. leren wie je ouders zijn, wat fout gaat bij ganzenjongen van Lorenz (film), wolvenkinderen, en door de mens grootgebrachte dieren. (Zij herkennen hun eigen soortgenoten niet, en willen later paren met de mens).
  • Imitatie = Nadoen. Bijv. papegaai leert mensengeluiden ("praten"), jonge kinderen leren praten/vloeken van hun ouders.
  • Gewenning = Ergens aan wennen / niet meer op reageren. Vaak uitdoving van gedrag. Bijv. bril dragen en het na een tijdje niet meer voelen, of het natuurlijke schrikgedrag van een (politie)paard wordt langzaam uitgedoofd door training.
  • Conditionering = Verbanden leren leggen tussen een prikkel en een gedrag.
    -
    Klassiek conditioneren = Een toevallige prikkel verbinden/associëren met een gedrag/situatie. Bijv. de hond blaft bij de deurbel, de schoolbel klinkt en je pakt je tas meteen in, een liedje herinnert je aan een bepaald vakantiemoment.
    -
    Operant conditioneren = Trial-and-error, gedrag aanleren door straf/beloning. Veel trainingen zijn hierop gebaseerd! Bijv. flitspalen zorgen ervoor dat automobilisten niet te hard meer rijden, je kletst toch door als de docent je geen straf geeft, een dolfijn leert door een hoepel te springen omdat hij dan een vis krijgt/geprezen wordt.
  • Inzicht = (zie p28 boek 4V). Bijv. onbekend probleem/vraag oplossen.